In ons dichtbevolkte Nederland neemt de mens steeds meer ruimte in beslag, vaak ten koste van ons cultuurlandschap en de natuur – en daarmee het leefgebied van de das. Deze krimpende habitat zorgt ervoor dat de das minder woonplekken en voedselbronnen heeft, wat leidt tot verschuivingen, ook richting de bebouwde kom (en omgekeerd) . Hierdoor worden zijn sporen steeds vaker zichtbaar, terwijl de das zelf, vanwege zijn schuwe karakter en nachtelijke levensstijl, meestal uit beeld blijft.
Een van de meest opvallende aanwijzingen van zijn aanwezigheid zijn de dassenburchten. Deze burchten vind je niet gemakkelijk, omdat de das ze goed verbergt. Wel kun je, als je weet waar je op moet letten, andere sporen ontdekken. Zo zijn er de zogenaamde wissels: vaste paden die de das in zijn territorium volgt. Wanneer deze paden onder prikkeldraad worden doorkruist, kan er soms een bundeltje karakteristieke dassenharen – zwart-wit van kleur – achterblijven. Een duidelijke pootafdruk is een onmiskenbaar spoor dat wijst op de aanwezigheid van een das. Daarnaast zijn er de zogenaamde mestputjes: kleine, ondiepe kuiltjes waar de das zijn behoefte doet. Deze mestputjes spelen een cruciale rol in de geurwereld van dassen, omdat een andere das erdoor kan achterhalen of het gaat om een familielid.
Sporen van zijn foerageergedrag vallen meestal niet op. De das eet voornamelijk regenwormen, die 's nachts aan de oppervlakte komen. De das trekt die voorzichtig uit de grond, dat laat geen sporen achter, kijk zelf maar:
met dank aan Frederik van Wild Things | dassenwandeling in de Voerstreek
De das is een omnivoor en eet ook insecten, vruchten, bessen, amfibieën, slakken, eikels en dergelijke allemaal voedselbronnen die geen probleem opleveren voor de mens.
Graafschade door de das
Graafschade door de das
Anders is dat voor emelten en engerlingen, de larven de langpootmug en de diverse keversoorten, die ook op de menulijst van de das staan. Deze larven leven vlak onder de grasmat en knabbelen aan de wortels van het gras. Je kunt dat zien aan onregelmatige gele of bruine plekken in het gras. Dassen weten deze larven goed te vinden, waarschijnlijk dankzij hun uitstekende ontwikkelde reikvermogen Om deze vervolgens te bemachtigen krabben ze de grasmat open, en dat levert dus schade op aan de grasmat. Emelten zijn tegenwoordig meestal actief tussen april en oktober, engerlingen tussen juni en september. Dit kan leiden tot duidelijke schade aan de grasmat, zeker als de populatie van deze larven hoog is. In droge periodes, die tegenwoordig steeds vaker voorkomen, kan d das zijn hoofdvoedsel, de regenworm niet vangen onder de uitgedroogde en harde grondlaag. Hij wijkt dan uit naar andere voedselbronnen, waaronder ook de ze larven. Deze larven zijn biologisch te bestrijden, wat ook de conditie van de grasmat ten goede komt.
Graafschade kan, behalve door de das, ook veroorzaakt worden door o.a. merels, kraaien en wilde zwijnen.
Hulp om dassenschade te beperken of voorkomen
verschillende soorten schade
Niet bedrijfsmatige schade, op privé- en recreatieve grasvelden Niet-bedrijfsmatige schade door dassen komt vooral voor in tuinen, op voetbalvelden en golfbanen. Vaak ontstaat deze schade door het graafgedrag van dassen, die op zoek zijn naar larven van insecten; > meer daarover
Bedrijfsmatige schade Op de site van Bij12 is veel te vinden over schadepreventie. Om boeren te ondersteunen bij schade, heeft de overheid een vergoedingssysteem ingesteld. Dit systeem biedt financiële compensatie bij geleden schade door dassen; > meer daarover
|
|
|